BLOG - De duivels van Oruro

rafcusters, Greet Brauwers

In de Boliviaanse stad Oruro zijn duivels in de weer. De duivels van het carnaval, en de duivels die sinds donkere tijden waken in de tin- en goudmijnen. Maar Oruro en omstreken kampen met de vervuiling van de mijnindustrie. De ondernemingen doen er niets aan, de overheid laat begaan, en daarom springen lokale organisaties in de bres.

Naar Bolivia

Onze engelbewaarder waakt. We leggen zonder kleerscheuren het traject van Ancaravi naar Toledo af, zestig kilometer piste. De rest van de internationale hoofdweg van Pisiga (de grenspost met Chili) en Oruro is geasfalteerd. Maar in Oruro horen we het nieuws : een dag eerder is op het slechte stuk bij Toledo een lange-afstandsbus verongelukt. De chauffeur zou vanwege het stof een tegenligger niet hebben gezien. Balans : één dode, zestien gewonden.

Bolivia werkt hard aan zijn wegen. Sinds we de vorige keer in het land waren in 2010 zijn honderden kilometer aardeweg onderhanden genomen. De baan van Chili naar Oruro is prachtig. Ze voert over de hoogvlakte, over 4000 meter. We zien geregeld kudden camelitos langs de baan en ontmoeten – het is zaterdag - weinig ander verkeer.

'Duivelse' praktijken

In Oruro hebben we vier jaar geleden gefilmd. We interviewden er een prof over het plan om het lithium van het zoutmeer van Uyuni te exploiteren (hij was erg sceptisch), en we filmden een carnavalsgroep dansend in wolken van rode rook (uit fusées zoals die door voetbalsupporters en manifesterende staalarbeiders worden gebruikt). Oruro noemt zich de tweede caranavalstad in Zuid-Amerika nà Rio de Janeiro. De grootste choreografie tijdens het carnaval heet La Diablada. Duivels spelen de hoofdrol. De traditie vermengt christelijk en voor-christelijk volksgeloof. De duivels heersen onder de grond. Want Oruro is ook een mijnstad, waar tin en zilver worden gedolven.

We zoeken Gilberto Pauwels op, broeder, oblaat en al veertig jaar in Bolivië. Hij leidt er CEPA, een studiecentrum omtrent milieu en de volkeren van de Andes. ‘s Maandags stuurt hij me mee met Johnny en Norma. We gaan vier watertanks lossen bij kleine boeren wiens putten vervuild zijn door de industrie.

Aan de rand van Oruro zie ik de ene marchand naast de andere : comercializadores, heten deze firma’s hier. Ze dragen namen als Companex, Minexa, Comermin en Formin-Bol. Ze kopen ertsen op en verkopen ze weer aan tussenhandelaren uit Chili en Peru. De ertsen gaan het land uit.

Zo’n dertig kilometer buiten Oruro draait Johnny van de hoofdweg, af. We rijden door de bedding van de Rio San Juan de Sora Sora. De rivier staat zo goed als droog. De bedding is wel 2-300 meter breed. Ze is bezaaid met afval, blikjes, flarden van plastic zakjes en slib. Er hangt een metallieken geur.

Tonen hoe het kan

De rivier komt van Huanuni. Daar ligt de grootste tinmijn van Bolivië. Een eeuw geleden was ze eigendom van Simon Ituni Patiño, de Boliviaanse tinbaron en toen één van de rijkste mannen op de aardbol. Maar in 1952 had Bolivië een revolutionair-nationalistische regering die de mijnindustrie uit de handen van het privé-kapitaal haalde en de mijnen nationalizeerde. Huanuni werd eigendom van de staatsmijnonderneming Comibol. Die blijft tot vandaag eigenares van Huanuni.

De tinmijn van Huanuni is verantwoordelijk voor de pollutie van de Rio San Juan de Sora Sora. Stroomopwaarts van de stad Huanuni is de rivier schoon ; stroomafwaarts sleurt ze het afval van de stad en de tinmijn mee en is ze zwaar vervuild, ook met metalen.

We zetten de watertanks af bij kleine boeren die vlakbij de rivier wonen. Ze telen quinoa-graan en groenten en ze houden koeien. Het water van hun putten kunnen ze niet meer gebruiken, niet voor zichzelf, en evenmin voor hun tuinen en beesten. De regering doet niets aan die toestand. Daarom neemt CEPA het voortouw, in de hoop dat de overheden nadien op grotere schaal hetzelfde gaan doen.

In de gemeenten Machacamarca en Pacopampa krijgen zo’n 35 families watertanks van CEPA. De tanks zullen het regenwater van de daken opvangen. Eerder heeft CEPA er al kleine installaties gezet om het put- en regenwater zodanig te zuiveren dat het gedronken kan worden. Het systeem is in Oostenrijk uitgevonden en op punt gesteld. Het werkt eenvoudig. Bakken, een keukentafel groot en met een dak van glas, worden gevuld met het onzuivere water dat vervolgens onder het felle zonlicht zal verdampen en condenseren tegen het glas. Zout en resten van andere substanties blijven op de bodem van de bak staan. Maar het condenswater loopt in een bidon en is drinkbaar.

Straffeloos dumpen 

Mijnen en milieu gaan niet samen in Oruro. Vlakbij de stad – binnen de stadsperimeter, hetgeen wettelijk niet eens mag- liggen nog twee bronnen van ergernis. De goudmijn Kori Kollo is intussen gesloten. De goudmijn van Kori Chaca zou nog twee jaar blijven draaien. De twee putten zijn eigendom van de onderneming Inti Raymi. Tot in 2009 was Inti Raymi in handen (voor 88%) van de Amerikaanse grondstoffenjager Newmont. Dat jaar verkocht Newmont zijn belang aan ‘long-time partner Jose Mercado’.

Na lange jaren van mijnbouw en gebruik van chemicaliën zijn de sites zo zwaar vervuild dat het een fortuin zal kosten om ze op te kosten. Newmont heeft die last handig op Bolivië afgewenteld. De nieuwe eigenaren van Inti Raymi doen alsof ze bezorgd zijn om het milieu. Ze hebben bekkens aangelegd om het afvalwater te vergaren. ‘Verdampingsbekkens’, zo noemt Inti Raymi ze. Maar op de bodem van de bekkens ligt geen ondoorlaatbaar membraan. Het met chemicaliën en metalen vervuilde water sijpelt dus in de bodem. Dit zijn dus ‘verdampings- en insijpelingsbekkens’.

Vlak naast Kori Chaca loopt de Rio Desaguadero. Er dobberen eendjes rond, je kunt er roze flamengo’s zien. Inti Raymi maakt van dit gebied een natuurgebied. Maar ook hier is het water vervuild. De mijnfirma’s laat er naar het schijnt elke ochtend de dode vissen uit de rivier halen. En Inti Raymi verlegt de loop van de Rio om er water voor de goudmijn van Kori Chaca uit de draineren.

Nest van de kleine uiltjes 

Als ook Kori Chaca binnen 2-3 jaar sluit, wil Inti Raymi allicht zijn gouduitbating naar het Zuiden opschuiven. Maar de mensen van CEPA en de oblatenorde in Bolivië steken daar slim een stokje voor. Ze hebben 44 hectaren heuvels gekocht, pal naast de concessie van Inti Raymi zodat de mijn niet in die richting kan expanderen.

Het gebied heet Chuzekeriy, letterlijk het Nest van de Kleine Uiltjes. Tegen de helling van de heuvels ligt een half dozijn chulparras - stenen hutten die dateren van voor de koloniale verovering door de Spanjaarden – die bewaard moeten blijven. Tussen de heuvels zijn de mensen van CEPA en de oblaten honderden bomen aan het planten. Ze doen er op kleine schaal aan organische tuinbouw, en op termijn komt er een kliniek voor kankerpatiënten. Ze putten er water op uit ondergrondse lagen en pompen het naar een paar nederzettingen die het water van de Rio Desaguadero niet meer kunnen consumeren. Ooit wordt Chuzekeriy overgedragen aan de Boliviaanse overheid. Dat hebben de kleine uiltjes van Oruro hem maar goed geflikt.