BLOG - Candombe : de carnaval-cohorte

Raf Custers, Greet Brauwers

Montevideo, Colonia - De Uruguyaanse candombe warmt zich op voor het carnaval. Vorige zondag (8 december) zagen we in Montevideo hoe een indrukwekkende stoet door de wijk Palermo trok. Gisteravond (11 december) oefende de lokale candombe-groep hier in Colonia (ooit een piratennest dat Buenos Aires koeioneerde). Candombe mixt de paradoxen : Afro en Latino , wit en zwart, volks en deftig, machtige trommelaars en wufte dansers. Maar het ritme is altijd onweerstaanbaar.

Die trommelaars zijn straf. In strak gelid gaan ze vooruit, voetje voor voetje, de rijen nauw aangesloten, als een cohorte legionnairs, verbeten slaand op hun grote trommels tot ze kletsnat in het zweet staan en hun handen bloeden. Als de violisten met hun fijne vingers de kleermakers zijn van de muziek, dan zijn de trommelaars de smeden, de blacksmiths, die een ontzettende energie uitsturen en met hun donderslagen ontzag inboezemen.

Ook al is het nog geen carnaval, in de wijk Palermo in Montevideo stond het volk zondag al in dikke rijen op straat. De stoet stapte Isla de Flores af, de straat in het verlengde van Carlos Gardel, tot aan het Rodo-park. Er deden wel een dertigtal candombe-groepen mee. Ze hebben namen als ‘Tamburs’ of ‘Senegal’ of ‘Nigeria’. Dat wijst op Afrikaanse roots. Candombe is een constant aangehouden Afro-ritme. De specialisten menen nochtans dat het niet uit Afrika kwam, maar is ontstaan onder de afstammelingen van de Afrikaanse slaven in de volkswijken van Montevideo.

Candombe is ook theater en kabaret, en altijd, voor elke groep, volgens hetzelfde sjabloon. Maar de groepen wedijveren met elkaar in felheid en vuur. Voorop lopen de vendelzwaaiers. Ze laten hun enorme vlaggen scheerlings over de koppen van de kijkers golven. Dan volgt El Escobero, de man met de bezem, soms zijn er zo twee. Ik zou ze mannen-majorettes noemen. Hun in spiralen geschilderde stokken rollen over hun armen en benen, met moves geërfd van vele eerdere generaties.

Elk deel van de groep heeft zijn eigen choreografie. Na de majorettes komen de dansers, bijna altijd dames, zo wulps als maar kan, of ze tiener zijn of op jaren, die van de ene groep al iets gewaagder dan van een andere, met erachteraan steevast een danser, met een smalle taille en wufte maniertjes.

Daar komt het kabaret-gezelschap. De koppels zijn stokoud, soms echt, soms gespeeld, en ze persifleren hoe het er indertijd aan toe ging wanneer de slaven hun beste pak aantrokken om te feesten. De heren met chapeau-bus en in felkleurige pakken van glinsterend satijn maken - steunend op wandelstokken - fijne dames ondeugend het hof.

Zwarten zie je vandaag nog nauwelijks in Montevideo. Witten hebben de candombe-traditie overgenomen. Maar de candombe van vandaag heeft niets aan overtuiging ingeboet : dit zijn mensen uit de volkse wijken, schoon of met spataders, recht of gekromd, die zich laten zien en fier de straat opgaan. Terwijl burgers stijfjes toekijken vanop de stoeprand.

Dan rukt het trommelkorps aan. Gisteravond, voor de repetitie hier in Colonia, waren ze amper met twintig. Maar zondag telde geen korps minder dan vijftig tamboers. Dat telt. Dat buldert vooral, maar met een swing die onnavolgbaar is. Binche heeft zijn trommelaars, Montevideo zijn typische candombistes. Wie er niet in is opgekweekt, klopt gegarandeerd naast de maat.