Text - Chili zonder scrupules

Raf Custers

Veertig jaar na de putsch van Augusto Pinochet in Chili hebben de Chileense rechters schuld bekend. ‘We hebben niet genoeg gedaan,’ schreven ze in een gemeenschappelijke verklaring, ‘om de Chilenen te beschermen tegen de dictatuur.’ [1] De dictatuur duurde van 1973 tot 1990. Ze kostte aan meer dan 3000 mensen het leven, 40.000 mensen werden onder Pinochet gefolterd.

Maar de politieke sympathisanten van Pinochet kennen geen scrupules. Neem B. Stephens van de Wall Street Journal. Voorjaar 2010 blaast hij in een column de lof van Milton Friedman. Chili was toen net getroffen door een aardbeving met een kracht van 8,8 op de Richterschaal, ‘500 keer krachtiger dan de aardbeving van februari in Haiti of een miljoen keer de kracht van de atoombom op Hiroshima.’ [2] Maar volgens Stephens kwam Chili redelijk ongeschonden uit de natuurramp, terwijl Haiti nagenoeg in zijn geheel instortte. Dat fortuin had Chili volgens Stephens aan Milton Friedman te danken. In Haiti had Milton zich niet uitgeleefd.

Friedman was de guru van de ultra-liberale economisten van de School van Chicago. Na de putsch van Augusto Pinochet van 11 september 1973 in Chili gingen ze het land te lijf, als poeliers die een konijn het vel afstropen. Hun experimenten pasten in het economische programma van de dictatuur. Veertig jaar later blijven nogal wat economische praktijken van de dictatuur overeind. In de mijnsector betaalt het privé-kapitaal betaalt bij voorbeeld nauwelijks taxen op de verkoop (royalties). Tussen 1990 en 2001 droegen ze US$1,6 miljard aan royalties af aan de Chileense schatkist. De staatsmaatschappij Codelco daarentegen droeg US$10,6 miljard af, hoewel ze een kwart minder produceerde dan de privé-mijnen. De nationale industrie wordt gemolken, de privé-industrie wordt ontzien. [3] 

Amerikaanse dumping

Je zou Friedman’s adviezen aan Chili kunnen beschouwen als een vorm van Amerikaanse economische assistentie. Chili is een koperland, en als zodanig van strategisch belang voor de industrie in de Verenigde Staten en, zoals ze het in Washington altijd uitdrukken, voor de Amerikaanse ‘nationale veiligheid.’ In zijn biografie van Allende beschrijft Mario Amoros hoe in Chili de koperindustrie al deels werd genationalizeerd onder de christen-democratische president Eduardo Frei. Die liet de staat aandelen kopen in de mijnmaatschappijen. In 1970 werd Frei als president opgevolgd door Salvador Allende, die door een breed Volksfront werd gesteund. Allende dreef de nationalizatie verder door, niet door nog meer aandelen te kopen maar door de privé-mijnfirma’s te onteigenen in ruil voor een door de staat vastgestelde schadevergoeding.

In Washington lieten ze niet gebeuren. Voor mijn boek Grondstoffenjagers heb ik het verslag opgediept van een gesprek tussen president Richard Nixon en de dictator Mobutu van Congo (toen nog Zaïre). Het gesprek vond plaats in het Witte Huis in oktober 1973, een maand nadat president Allende in Chili was vermoord. Congo/Zaïre was toen met Chili één van de belangrijkste koperlanden ter wereld. Mobutu verweet de VS dat ze in 1970, na de overwinning van het Volksfront, grote koperreserves op de markt hadden gedumpt om de wereldkoperprijs te doen kelderen en de Chileense president Allende te destabiliseren. ‘Zo hebben jullie ons in problemen gebracht,’ kloeg Mobutu, ‘terwijl wij toch ook bondgenoten van de VS zijn.’ [4] 

'Vergis u niet' (Fidel)

Veertig jaar na de putsch kan het geen kwaad Fidel enige erkenning te geven, Fidel Castro wel te verstaan. Als de naam Fidel valt, gaan velen van ons spontaan glimlachen. Fidel, dat is die met zijn baard en zijn urenlange toespraken, terwijl zijn onderdanen in de zon staan te bakken. Dat is het beeld dat decennialang in onze hersens is gestampt. Ik bezie dat anders. Als het over lang of kort spreken gaat, denk ik nogal gemakkelijk aan Contre la Télé, een opstel uit 1998 van Pierre Marcelle, die jarenlang een kroniek bijhield in de krant Libération. Op zeker moment citeert hij deze quote van Philippe Val van Charlie Hebdo : ‘La télévision n’est pas démocratique parce qu’à la télé le droit, c’est du temps. Or, elle n’a pas le temps. J’ignore ce qui est subversif en télé, mais je sais qu’on ne peut dire des choses intéressantes qu’avec du temps. Les gens d’extrême droite, pour exprimer leur pensée, n’ont besoin de quatre mots : Non à l’avortement, A bas les Arabes, Vive la peine de mort. Nous, pour expliquer que cela mène à la barbarie, on est obligé d’élaborer une pensée. C’est long, et donc, nous sommes de mauvais clients pour la télévision (...)’ [5]

Herman Van Rompuy, om maar iemand te noemen, is een makkelijke klant voor televisie. Zijn speeches kunnen op een halve A4 en ze zeggen alleen dat alles goed gaat. Maar Fidel is een archi-slechte klant voor de televisie. Hij praat lang omdat hij oneenvoudige zaken uitlegt aan oningewijden.

In 1971 sprak Fidel in Santiago de Chile een menigte toe. Het is een merkwaardige toespraak. Hebt u Herman Van Rompuy al eens aan zijn toehoorders horen vragen of ze begrepen hadden wat hij zei ? Dat doet Fidel. Meer nog, hij strijkt zijn toehoorders botweg tegen de haren in ; hij legt uit dat ze hem toejuichen terwijl hij het niet met hen eens is. 

Een paar sleutelpassages. [6] In Chili, zegt Fidel, is een revolutionnair proces bezig, en de revolutionnairen gebruiken de wettelijke en grondwettelijke wegen om verandering te realiseren. De vraag is : gaat zich ook hier een wet uit de geschiedenis voltrekken ? De wet die zegt dat er zich in de geschiedenis geen enkel geval heeft voorgedaan waar ‘de reactionnairen en de bevoorrechte klasse zich vreedzaam schikken in de veranderingen.’ Integendeel, ze reageren altijd zo brutaal als maar kan. Wie trekt in Chili het snelst de les uit de geschiedenis ? vraagt Fidel. De menigte roept : het volk ! Maar Fidel antwoordt : bent u daar echt zeker van ? Opnieuw roept de menigte : absoluut ! ‘Sta me toe,’ zegt Fidel dan, ‘daarover met u (het volk) van mening te verschillen.’ De Chilenen zijn gewaarschuwd, ze kunnen maar beter goed uit hun doppen kijken voor wat de rijken van Chili in hun schild voeren.

Van dan tot aan de putsch van 11 september 1973 werden in het leger complotten tegen de regering gesmeed (en ontmanteld), legden de bazen van de transportfirma’s herhaaldelijk het land lam en brachten het internationaal kapitaal en de Amerikaanse regering hun kanonnen in stelling tegen Allende. Meteen na de coup toog Friedman aan de slag. De inflatie verdween, de werkloosheid leek opgelost, het ultra-liberalisme triomfeerde. Maar niet voor lang. In 1983 hadden 2 Chilenen op 3 te weinig te eten en zat 1 Chileen op 3 zonder werk. Van de lonen was begin de jaren ’80 liefst een vijfde afgepakt. [7] How Friedman Saved Chile.

Noten

[1] O Globo, 6 september 2013.

[2] B. Stephens, How Friedman saved Chile, Wall Street Journal, 3 maart 2010

[3] Under-Mining the Poor : Mineral Taxation Reforms in Latin America, Christian Aid 2009, pag. 24.

[4] Raf Custers, Grondstoffenjagers, EPO, Antwerpen 2013, pag.144. Het document in kwestie is : Memorandum of Conversation. Foreign Relations of the US 1969-1976. Vol E-6. Documents on Africa, 1973-196. Document 258.

[5] Pierre Marcelle, Contre la télé, 1998, pag.47-48

[6] De volledige toespraak (van 19 pagina's) van Fidel Castro van 2 december 1971 staat op archivochile.com 

[7] Third World Guide, Montevideo 1993, pag.211.